
Jurisprudentie
AQ8748
Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401587/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401587/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand (hierna: het college) aan de stichting “Casade woonstichting” gevestigd te Waalwijk (hierna: Casade), met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 13 eengezinswoningen en 51 appartementen op het perceel, omsloten door de Marktstraat, de Langendijkstraat, de Huijgensstraat en de Vondelstraat, kadastraal bekend gemeente Loon op Zand, sectie L, nummers 1172,1831,2773 en 2774 (hierna: het perceel).
Uitspraak
200401587/1.
Datum uitspraak: 1 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 23 januari 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loon op Zand (hierna: het college) aan de stichting “Casade woonstichting” gevestigd te Waalwijk (hierna: Casade), met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 13 eengezinswoningen en 51 appartementen op het perceel, omsloten door de Marktstraat, de Langendijkstraat, de Huijgensstraat en de Vondelstraat, kadastraal bekend gemeente Loon op Zand, sectie L, nummers 1172,1831,2773 en 2774 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 oktober 2003 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2004, verzonden op 26 januari 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het onder meer door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 april 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 28 april 2004 heeft Casade een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door drs. W.R. Bosch, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Tevens is Casade, vertegenwoordigd door ir. S.P.J.C.G. Selders en A.H.M. Brekelmans, gemachtigden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de bouw van 13 eengezinswoningen en 51 appartementen op het perceel, waarop voorheen een gemeentelijke kwekerij en een aantal huurwoningen waren gesitueerd.
2.2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Kom Kaatsheuvel". Ingevolge dit bestemmingsplan is het perceel gedeeltelijk bestemd voor "Woondoeleinden (W)" en gedeeltelijk voor "Maatschappelijke Doeleinden". Niet in geschil is dat het bouwplan op meerdere punten met dit bestemmingsplan in strijd is.
2.3. Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO, heeft kunnen verlenen van het bestemmingsplan.
Dit betoog faalt. Het is begrijpelijk dat appellant zich op het standpunt stelt dat de situatie in planologisch opzicht ten nadele van hem wijzigt, maar de voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat geen sprake is van een onaanvaardbare situatie. In dit verband heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat de mate van inkijk vanuit de woningen van het op de bouwtekeningen als Blok F aangeduide wooncomplex, in de achtertuin van appellant, in een stedelijke omgeving niet ongebruikelijk is en niet leidt tot een onevenredige aantasting van de privacy van appellant. Voorts heeft het college met betrekking tot de beweerdelijke inkijk vanaf het platte dak van Blok D terecht aangegeven dat het platte dak niet toegankelijk is vanuit de woningen en niet is bestemd om te worden gebruikt als dakterras. Tevens heeft de voorzieningenrechter terecht geoordeeld dat niet staande kan worden gehouden dat sprake is van een onaanvaardbare vermindering van de zon- en daglichttoetreding in de tuin van appellant, op grond waarvan het college de vrijstelling niet in redelijkheid kon verlenen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2004
68-422.